info

Je hebt het minimaal aantal bereikt

Winkelwagen (0)

Er zijn nog geen producten in jouw winkelwagen geplaatst.

Hoe lees je een breipatroon!

Hulp bij het lezen van een breipatroon.

Stap voor stap

Hoe lees je een patroon.
Moeilijkheidsgraad
De moeilijkheidsgraad wordt aangegeven met een hartje. Het zijn allemaal beginnerswerkjes. Geen van deze projectjes zijn moeilijk maar om toch een idee te geven welk patroontje iets eenvoudiger is als het andere heb ik elk patroontje een * gegeven.
*: voor deze patroontjes moet je enkel kunnen recht breien, opzetten en afzetten. 
**: voor deze patroontjes moet je naast recht breien ook averecht kunnen breien. Naast opzetten en afzetten moet je ook kunnen minderen en meerderen.
***: deze patroontjes bevatten een extraatje zoals een figuurtje mazen, een gaatje breien, verschillende steken combineren.

Maten
Kies de juiste maat.
Een patroon is steeds uitgewerkt voor verschillende maten. In het patroon vind je de verschillende maten terug gescheiden door een koppelteken. Bijvoorbeeld: Het patroon is uitgewerkt voor maten 0-3-6-12-18 maanden.
In het patroon zullen er steeds 5 cijfertjes achter elkaar staan. Het eerste cijfer komt overeen met maat 0 maand, het tweede cijfer met 3 maanden, enz.
Tip! Omcirkel het cijfer dat overeenkomt met jouw maat daarheen het hele patroon om vergissingen te vermijden.

Staat er maar 1 cijfer dan geldt dit cijfer voor alle maten.

Bij elk patroon vind je een tekening met de afmetingen. Neem een truitje dat goed past en vergelijk de afmetingen. Wij breien meestal een maatje groter. Voor een kindje van 3 maanden zullen we een 6 maanden breien, voor een kindje van 12 maanden zullen we eerder 18 maanden breien.

Benodigdheden
Kies de juiste wol voor het patroon. Je kan gelijkaardige wol kiezen van dezelfde dikte. Het is hierbij heel belangrijk dat het voorgestelde proeflapje op het wol label overeenkomt met het proeflapje uit het patroon. Het is niet aangeraden om een veel dunnere of dikkere wol te gebruiken dan diegene die in het patroon wordt voorgesteld. De maten van je afgewerkt stuk zullen afwijken en het patroon zal niet meer kloppen.

In elk patroon staan meestal 2 breinaalden. De kleinere maat wordt gebruikt voor de boordjes, de grootste maat van de 2 wordt gebruikt voor het werkje. Deze breinaalden kunnen nog aangepast worden als u eerder los of vast breit. Hierover meer bij het proeflapje.

De hoeveelheid wol wordt weergegeven in een aantal bolletjes. Dit is een richtlijn maar iedereen breit een beetje anders dus de hoeveelheid kan altijd een bolletje afwijken. Op een bolletje wol zit meestal 50 gr (soms 100 gr). Afhankelijk van het type wol zal het aantal meter per 50 gr lichtjes afwijken. Bijvoorbeeld een bolletje Fonty tartan 3 bevat 140 meter voor 50 gr en een bolletje Fonty Guéret bevat slechts 125 meter. Beide kwaliteiten zijn even dik en je mag ze voor dezelfde patroontjes gebruiken. Het zou kunnen dat je een bolletje extra nodig hebt van de kwaliteit Guéret. Heb je bijvoorbeeld 4 bolletjes tartan 3 nodig dat is hetzelfde als 560 meter, dat is op haar beurt gelijk aan 4,66 of 5 bolletjes Guéret.

Naast wol en breinaalden zijn er nog enkele andere dingen erg handig:
- maasnaald met botte punt
- een lintmeter
- een open en gesloten markeerringen
- een schaartje
- een hulpnaald om steken in wacht te zetten. Ik gebruik hiervoor ook vaak een extra breinaald. Je kan hiervoor ook een grote veiligheidsspeld gebruikten of een restje wol.
- een haaknaald om gevallen steken op te rapen

Gebruikte steken
Alle steken die gebruikt worden in het patroon worden hier uitgelegd.

Ribbelsteek: alle naalden recht breien
Tricotsteek: R1: alle steken recht breien, R2: alle steken averecht breien
Averechte tricotsteek: R1: alle steken averecht breien, R2: alle steken recht breien
Boordsteek 1/1: R1: * 1 steek recht, 1 steek averecht* herhaal van * tot * en eindig met 1 steek recht, R2: * 1 steek averecht, 1 steek recht * herhaal van * tot * en eindig met 1 steek averecht
Boordsteek 2/2: R1: * 2 steken recht, 2 steken averecht* herhaal van * tot * en eindig met 2 steken recht, R2: * 2 steken averecht, 2 steken recht * herhaal van * tot * en eindig met 2 st. averecht.
Parelboordsteek: R1: recht breien, R2: * 1 steek recht, 1 steek averecht onderin * Herhaal van * tot *.
Rijstpapsteek: R1: * 1 steek recht, 1 steek averecht * herhaal van * tot *, R2: * 1 steek averecht, 1 steek recht * herhaal van * tot *.


Proeflapje
Maak je proeflapje.
Maak steeds een proeflapje alvorens je aan je werk begint. Een juist proeflapje is de start van een mooi werkje.

Neem de voorgestelde breinaalden. Staan er in het patroon 2 paar breinaalden dan neem je diegene waarmee het grootste deel van het truitje is gebreid, meestal is dit de dikste maat. In dit boekje zijn verschillende projecten gemaakt met breinaalden nr. 3,5 en 4. Het proeflapje wordt dan gebreid met breinaalden nr. 4.

Maak steeds een proeflapje dat groot genoeg is. In het patroon staat:

Proeflapje
In tricotsteek 10 x 10 cm = 23 st. x 30 nld.

Zet dan iets meer dan 23 steken op. Ik zou dan 30 steken opzetten en 12 cm breien in tricotsteek. Je haalt vervolgens je proeflapje van de naalden. Je neemt er een latje bij en ligt dit in het midden van het proeflapje. Je telt hoeveel steken er zijn voor 10 cm.

-          Je proeflapje is correct. Je mag beginnen breien.
-          Je proeflapje is te groot. Je hebt minder steken voor 10 cm. Je neem best een kleinere naald bv een 3,5 i.p.v. een 4 en maakt opnieuw een proeflapje
-          Je proeflapje is te klein. Je hebt meer steken voor 10 cm. Je neem best een grotere naald bv een 4,5 i.p.v. een 4 en maakt opnieuw een proeflapje

Nu kan je van start gaan.
Veel breiplezier!

Werkwijze
Nu kan je van start gaan. Hieronder vind je nog wat extra uitleg over de verschillende technieken die vaak terugkomen.

Minderen:
Enkelvoudige overhaling: 1 steek afhalen (overnemen van de linker naar de rechterbreinaald zonder te breien), de volgende steek breien, de afgehaalde steek afkanten op de gebreide steek.

2 st. samen breien of 2 steken samen breien: steek de rechter naald door 2 steken op de linker breinaald en brei deze 2 steken samen alsof ze 1 steek zijn.

Wanneer gebruik je deze minderingen? Minderen doe je normaal aan de goede kant van je werk (tenzij expliciet vermeld is om het aan de averechte kant van je werk te doen.). Aan het begin van de naald gebruik je meestal een enkelvoudige mindering. Aan het einde van de naald gebruik je meestal 2 st. samen breien.

Een raglan mindering maak je dus steeds in de heengaande naald en nooit in de teruggaande nld. Je breit de rechte naald als volgt: 2 steken recht breien, 1 enkelvoudige overhaling, brei de naald verder tot er nog 4 steken op de breinaald staan, 2 steken samen breien, 2 steken recht breien.

Een mindering maak je meestal in elke 2de naald dit wil zeggen in alle rechte naalden. Je mindert dus in alle oneven naalden (rij 1, rij 3, rij 5, …)

Af en toe gebeurt het dat je moet minderen in elke 4de naald. Je moet minderen in rij 1, rij 5, rij 9, … Er is steeds een terugkerende, een heengaande en nog een terugkerende naald dat er niet geminderd moet worden.

Afkanten:
Een steek afkanten: brei 2 steken, haal de eerste steek over de tweede steek.
Twee of meer steken afkanten: brei 2 steken, haal de eerste steek over de tweede steek, * brei een volgende steek, haal opnieuw de eerste steek op de breinaald over de tweede steek * herhaal van * tot *. 

Afkanten kan je alleen aan het begin van een naald doen nooit aan het einde van een naald. Wanneer je aan beide kanten moet afkanten zal je dus steken afkanten aan het begin van de heengaande naald en aan het begin van de terugkerende naald.
 
Meerderen:
Er zijn verschillende soorten meerderingen. Ik gebruik normaal de tussenliggende meerdering tenzij anders vermeld.

Intercalaire meerdering of tussenliggende meerdering: neem de draad op tussen 2 steken uit de vorige naald en brei deze verdraaid.

Omslag: draai de draad van voor naar achter over de naald en brei deze lus in de volgende nld.  Wil je een gaatje dan brei je de lus gewoon, wil je geen gaatje dan brei je de lus verdraaid.

Meerdere steken meerderen aan de rand van je werk: brei de eerste steek zonder de steek van de linker breinaald te laten vallen. Zet de nieuwe steek van de rechterbreinaald bij op de linker breinaald. Herhaal dit tot het gewenst aantal steken.

Knoopsgat:
Een knoopsgat maak je als volgt: 2 st. samen breien gevolgd door een omslag. Je mindert dus een steek en maakt meteen daarna een nieuwe steek. De omslag brei je in de terugkerende naald gewoon (niet verdraaid) waardoor je een klein gaatje krijgt.
Meestal maak je een knoopsgat op 2 steken van de kant. Je breit de naald dan als volgt: 2 steken recht, 2 st. samen breien, 1 omslag, brei de naald verder.

Een nieuwe bol aanzetten:
Je bol wol is op en je moet een nieuwe bol starten of je wil graag van kleur veranderen. Wat je zeker niet mag doen is gewoon een knoopje maken en verder gaan. Knoopjes gaan los in was en je breiwerk zal uitrafelen na een paar keer wassen. Wat moet je dan wel doen? Je begint steeds aan het begin van een nieuwe naald een nieuwe bol. Laat een touwtje van minstens 20 cm hangen van de vorige kleur. Neem vervolgens een nieuwe draad en start de naald met deze kleur. Laat ook van deze kleur een stukje draad van 20 cm hangen. Wanneer je een stukje gebreid hebt in de nieuwe wol kan je een knoopje maken met beide eindjes. De eindjes mogen niet worden afgeknipt. Wanneer je werk helemaal afgewerkt is kan je de eindjes wegwerken met een maasnaald in de naden. Wanneer je geen naden hebt kan je ze eventueel ook aan de achterkant van het werk horizontaal wegwerken.

Een herhaling:
Hoe interpreteer je ‘Herhaal deze meerdering/mindering in elke 2de nld.’
Een mindering maak je meestal in elke 2de naald dit wil zeggen in alle heengaande naalden. Je mindert dus in alle oneven naalden (rij 1, rij 3, rij 5, …)

Hoe interpreteer je ‘Herhaal deze meerdering/mindering in elke 4de nld.’
Je maakt de eerste meerdering/mindering steeds in rij 1 (de goede kant van je werk). Vervolgens brei je 3 naalden zonder meerderen/minderen. In rij 5 maak je de volgende meerdering/mindering. Je moet minderen in rij 1, rij 5, rij 9, rij 13 …

Hoe interpreteer je ‘Herhaal deze meerdering/mindering in elke 6de nld.’
Je maakt de eerste meerdering/mindering steeds in rij 1 (de goede kant van je werk). Vervolgens brei je 5 naalden zonder meerderen/minderen. In rij 7 maak je de volgende meerdering/mindering. Je moet minderen in rij 1, rij 7, rij 13, rij 19 …

Hoe interpreteer je ‘Herhaal deze meerdering/mindering in elke 8ste nld.’
Je maakt de eerste meerdering/mindering steeds in rij 1 (de goede kant van je werk). Vervolgens brei je 7 naalden zonder meerderen/minderen. In rij 9 maak je de volgende meerdering/mindering. Je moet minderen in rij 1, rij 9, rij 17, rij 25 …

Steken opnemen.
Bij het opnemen van steken gebruiken wij de ¾ regel. Om te vermijden dat een hals een beetje lebbert nemen we ¾ van de steken op en niet alle steken. Wij nemen 3 steken op, de 4de steek wordt overgeslagen.

Madrassteek
De madrassteek is een veelgebruikte manier om twee delen tegen elkaar te naaien. Leg de twee delen naast elkaar met de goede kant boven.
-          Tricotsteek:
Wanneer je je werk een beetje opentrekt zie je tussen 2 steken een draadje. Dit draadje neem je op bij het aan elkaar naaien. Bij madrassteek naait u dus tussen de steken in, u neemt het draadje op tussen de kant steek en de steek ernaast. U gaat afwisselend van de ene kant naar de andere kant en weer terug.
-          Ribbelsteek:
Aan de rand van je werk zie je allemaal kleine bultjes. Bij het aan elkaar naaien van 2 delen in ribbelsteek neem ik afwisselend het bultje van de ene kant en de andere kant op. Trek de draad aan en beide delen komen met een bijna onzichtbare naad tegen elkaar. 

Blocken
Wanneer alle delen gebreid zijn, begint het moeilijke en minder leuke werk: de afwerking. Voor je kunt beginnen te naaien, moet je alle deeltjes blocken. Dat wil zeggen: je spant alle aparte delen op de gewenste grootte op met kopspelden op een matrasje of de strijkplank. Op de mooi opgespannen delen leg je dan een vochtige keukenhanddoek en laat je alles drogen. Wanneer het goed droog is, haal je de keukenhanddoek en de kopspelden weg. Nu zijn alle scheve steekjes mooi gelijk en de delen klaar om aan elkaar genaaid te worden. Blocken kan wonderen verrichten.
Waarom ik niet strijk? Strijken maakt een wollen breiwerk heel plat en dat is niet mooi.

Laatste tip!
YouTube is mijn beste vriend ;) Wanneer ik iets niet goed weet zoek ik het op. Je kan heel veel filmpjes vinden over breien.